Een ‘Jezus-van-de-daad’

Frederik van Eeden als hippie

Eind 2024 verscheen De eerste hippies. Bloemenkinderen van het fin de siècle. Frank Bokern beschrijft daarin niet alleen de ‘eerste hippies’ van omstreeks 1900, maar onderzoekt ook de sporen die deze hippiebeweging heeft nagelaten. In zijn boek geeft hij aan dat de hippierevolutie niet begonnen is in de sixties, maar al in het fin de siècle.

Tussen 1900 en 1914 wemelt het in Europa van de alternatievelingen: ze trekken van stad naar stad, leven in zelf­gecreëerde hippie­paradijsjes, prediken de vrije seks, halen hun spirituele inzichten uit India en Tibet en experimenteren met psychedelische middelen. Het ‘magies sentrum’ van de eerste hippies, Monte Verità, bevond zich in Zwitserland. Deze Berg der Waarheid, een ongeveer 300 meter hoge heuvel in Ascona aan het Lago Maggiore, wordt eind negen­tiende eeuw al snel een kolonie voor de alter­natieve scene. Alles draait er om natuurlijk leven, gezond eten, feminisme, pacifisme, maatschappijhervorming.

De eerste hippies begint dus met een historische zoektocht naar de alternatieve voorhoede, die lastig te traceren is en al even moeilijk precies te categoriseren. Die voorhoede neemt voortdurend andere vormen aan. Er werd al veel eerder dan in de sixties met lang haar en op blote voeten rondgelopen, er werd al veel langer de vegetarische leefwijze gezworen. De natuur en de zon worden ook al eeuwen aanbeden tijdens zang- en dansbijeenkomsten. Dat geldt evenzeer voor het omhelzen van het gezond leven- en milieu-ideaal, inclusief zieners en zelfs messiassen. De idealisten van begin twintigste eeuw dwepen met een verlangen dat van alle tijden is. Veel aandacht schenkt Bokern in zijn boek aan Frederik van Eeden, over wie hij overigens lang niet altijd positief oordeelt. Over het Nederlandse equivalent van Monte Verità, Frederik van Eedens Wal­den, meldt hij dat hier vergelijkbare idealen en gedragingen de achter­grond vormen, maar Bokern omschrijft deze Gooise kolonie als bijna calvinistisch sober. Geen Lago Maggiore in de buurt natuurlijk, maar wel veel vrije liefde.

Ontwerp van Willem Bauer voor een hut op Walden, 1898
In het hoofdstuk ‘Apostelen in Het Gooi’ volgt een beschrijving van het ontstaan en verloop van de kolonie Walden. Bokern meldt onder meer dat in 1900 de jonge Nescio (Frits Grönloh) nog voor Walden wordt afgewezen, want Van Eeden heeft ‘juist arbeidskrachtige menschen nodig met een gezond zenuwleven, die goed weten wat zij willen’. Bokern over Van Eeden: ‘Hij scherpt zijn visie op het leven in gesprekken met de Russische revolutionair Peter Kropotkin, de sociaal-idealist Thomas Cobden-Sanderson en de Franse anarchist Elie Reclus. De ideeën die hij bij deze denkers opdoet, vormen de bouwstenen voor het alternatief dat hij wil bieden voor het kapitalistische systeem waar de wereld in zijn ogen onder zucht.’ (p. 38). En: ‘De internationaal gewaardeerde schrijver is rond 1900 nog het best te typeren als een sociaal-anarchist. Tegelijkertijd wordt hij beheerst door een romantisch-spiritueel denken. Geheel in de geest van Tolstoj zoekt hij naar een symbiose tussen socialistische idealen en religie, zonder alle kerkelijke rituelen en instituties. […] De wereld is ziek, en hij is als arts, kunstenaar en Jezus-van-de-daad de aangewezen persoon om de mens de weg te wijzen naar een beter leven.’ (p. 38). En ook: ‘Hij wil ze voorgaan, de rijke vrouwen, de zenuwzieken, de geprangde jonge mannen, de schrijvers en dichters in spe, de mensen die in hun worsteling met de moderne tijd verstrikt zijn geraakt in een verslaving aan morfine, en zelfs de bezitloze klasse.’ (p. 39). En: ‘Vrijwel alle wereldverbeteraars van het begin van de twintigste eeuw zijn voor het vrije huwelijk en de vrije seks.’ (p. 43). Ook Van Eeden heeft een roeping gehad:

In 1898 heeft hij zijn plan in een brief voorgelegd aan Franz Oppen­heimer, een Duitse arts en schrijver die als autoriteit geldt wat betreft idealistische kolonies. Oppenheimer oordeelt uiterst negatief over het plan. Hij vindt Walden slecht van opzet. De Duitser kan Van Eeden vertellen dat mensen nog nooit uit altruïsme hebben samengewerkt. Hij voegt er aan toe dat een dergelijk project al tweehonderd keer is geprobeerd, en evenzoveel keren is mislukt. En hij wil nog wel even kwijt dat hij er moedeloos van wordt dat iedereen telkens van voren af aan begint.’ (p. 40)

Bokern is niet gespeend van enige lust tot sensatie. Volgens de literatuur­opgave heeft hij onder andere gebruik gemaakt van de tweedelige biografie van Jan Fontijn, hij maakt daar dit van:

Ook het vlees van Van Eeden blijkt zwak. Al snel na zijn huwelijk met Martha van Vloten is hij een onstuimige affaire begonnen met Betsy van Hoogstraten, een vrouw die een belangrijke financier zal worden van Walden. Als zijn vrouw en de minnares eindelijk een manier hebben gevonden om met elkaar om te gaan in de kolonie, krijgen ze opeens concurrentie van de veel jongere Truida Everts, die de schrijver zes jaar lang hartstochtelijk zal beminnen in zijn houten hut. Maar zodra Truida een scheiding heeft afgedwongen en zich zijn nieuwe echtgenote mag noemen, wordt Van Eeden tot over zijn oren verliefd op Ella Geldmacher. De Duitse is gelukkig getrouwd, maar dat weerhoudt de romantische schrijver er niet van zich te verliezen in een platonische verliefdheid waar hij jarenlang mee zal dwepen. (p. 43)

Tja… Over de naweeën van de spoorwegstaking in 1903 schrijft Bokern:

Een inderhaast opgericht Comité van Verweer bereidt een nieuwe staking voor. Frederik van Eeden sluit zich aan. Opeens heeft de imitatio christi een nieuwe missie: bij onrecht dient er gestreden te worden! De schrijver wordt stakingsleider in Amersfoort. Dagen achter elkaar gaat hij ‘zijn’ stakers voor als ze in optocht door de stad trekken. Hij zal het later met veel pathos boekstaven als ‘een grootsche ervaring, heerlijk en smartelijk’. Van Eeden is euforisch. Jarenlang is hij verguisd en bespot door de socialisten. De SDAP en de vakbonden willen het lot van de arbeider verbeteren door het systeem te veranderen, een kolonie als Walden zien ze als een vlucht uit de werkelijkheid. Nu is de schrijver opeens toegelaten tot de rode familie, en meteen tot de hoogste rangen: hij trekt samen op met socialistenvoorman Willem Vliegen, vakbonds­paus Henri Polak en opperanarchist Ferdinand Domela Nieuwenhuis. (p. 50)

In de ogen van Bokern kan Van Eeden niet veel goed doen. ‘In januari 1904 bezoekt hij [FvE] hippiekolonie Monte Verità. […] Zijn kritiek in zijn eigen weekkrant De Pionier is vernietigend. De kolonisten in Ascona gaan net zo gekleed als de Blaricumse christenanarchisten. Dat werkt “hoogst gevaarlijk” op “het zedelijk evenwicht”, vindt hij, en het verdient “terechte bespotting”.’ (p. 54). Van Eeden: ‘Rond te loopen met haren van eene halve meter lang, en bloote voeten, zooals sommige inwoners van Monte-Verita, is een buiten­sporigheid, waarop de terugslag niet kan uitblijven.’ (p. 54). Bokern: ‘Dan Nico van Suchtelen. Hij vindt op Monte Verità juist de woorden om zijn smartelijk zoeken te verwerken tot een roman.’ Dat wordt Quia absurdum.

Etiket voor honing van Walden
In 1909 publiceert Van Eeden De idealisten, het derde toneelstuk over verloren geraak­te kolonisten. Het vernietigende verslag dat hij in De Pionier heeft gepubliceerd over zijn ervaringen met Monte Verità diende als uitgangspunt. Frank Bokern beschrijft uitgebreid dat er van het optimistische wereldbeeld van voorheen (De blijde wereld, 1903) niets meer over is. Bokern citeert Van Eeden: ‘Een mensch zonder zelfzucht is een even weerzinwekkend monster als een mensch zonder naastenliefde. De eerste eisch van ons menschelijk leven is dat wij ons handhaven.’ (p. 96). Waarna Bokern beschrijft dat Frederik van Eeden in 1909 naar de VS reist en hij ‘verkeert daar uitsluitend nog in de kringen van de elite’. Al in 1909 opent de Cooperative Company of America, oftewel de Van Eeden Colony.

Frappant is dat nog in 1939 de kolonie nieuw leven wordt ingeblazen: de ondernemer MacRae koopt de grond en de gebouwen terug en brengt er Joodse gezinnen onder die zijn gevlucht voor de nazi’s. En zo is uiteindelijk één kolonie van Frederik van Eeden toch nog een beetje geslaagd…

Bakkers en broodbezorgers van de bakkerij van Walden, ca. 1905
Tot slot schenkt Frank Bokern dan ook nog enige aandacht aan Forte Kreis en aan Van Eedens Lichtstad-project. Maar in vergelijking met de soms gloedvolle beschrijvingen die hij geeft van andere (Nederlandse) ‘wereldverbeteraars’ komt Van Eeden er bij hem maar bekaaid vanaf. Ook in een zin als de nu volgende lees ik toch heel wat ironie: ‘Ook de Bussumse goeroe Frederik van Eeden dweepte met Blavatsky, hij heeft zelfs ooit in een diepgaand gesprek ideeën met haar uitgewisseld. De verheven levensvisie die daaruit is voortgekomen heeft hem ertoe gebracht zichzelf te zien als een imitatio christi.’ (p. 254).

Frank Bokern, De eerste hippies. Bloemenkinderen van het fin de siècle, Amsterdam: Uitgeverij Van Oorschot, 2024.

Roel Jonker

Loading