‘De grote dag dat Van Eeden kwam’

In zijn onlangs verschenen biografie Weerloos tegenover alles. Het leven van Victor E. van Vriesland (Amsterdam/ Antwerpen: Uitgeverij Atlas Contact, 2023) schenkt Rob Groenewegen ook aandacht aan Frederik van Eeden.

Groenewegen schetst hoe moeilijk Van Vriesland tot het schrijven van literair werk kwam, hoe gemakkelijk hij in de omgang was, dat hij kon beschikken over een groot netwerk van literatoren en andere kunstenaars, met wie hij nacht na nacht doorhaalde met behulp van grote hoeveelheden drank. Vic was een man van de wereld, een man van veel vrouwen, een man van talloze jury’s en bestuursfuncties, een man van veel feesten en alcohol, maar een man die moeizaam tot schrijven kwam: de Verzamelde gedichten van Vic, die zich in wezen dichter voelde, telt 300 pagina’s, vertalingen inbegrepen.

In de biografie lezen we hoe de aanvankelijke bewondering voor Frederik van Eeden van de 32 jaar jongere Van Vriesland (geboren in 1892) uiteindelijk eindigt in een conflict tussen beide auteurs. Vics aanvankelijke bewondering voor Van Eeden nam gaandeweg af. Groenewegen: ‘Zo was hij zeer enthousiast geweest over de tekst van Frederik van Eedens toneelstuk Lioba (1897). Maar nadat Dèr Mouw zijn geestdrift had getemperd door hem lachend te wijzen “op allerlei regels, die belachelijk werden door woorden, die uit de toon vielen”, verklaarde Vic zich niet meer te kunnen herinneren dat hij Lioba zo mooi had gevonden.’ (p. 85). Natuurlijk zegt dit ook veel over het selectieve geheugen van Van Vriesland.

Omstreeks 1915 huurde de familie Van Vriesland in Bloemendaal ‘Villa Ilonka’, in eigendom van de Hongaarse Giza Ritschl. Ritschl verkreeg enige bekendheid met haar poëzie; na de bemoeienis van Van Eeden, die haar werk bewonderde, verscheen in 1901 haar debuutbundel Verzen. Als Ritschl aankondigt samen met Van Eeden bij de Van Vrieslands te komen koffie­drinken, noteert Vic (Herinneringen, p. 148–149): ‘Ik was helemaal door het dolle heen, de grote dag dat Van Eeden kwam (…) Ik keek erg tegen die man op.’ Maar Vics geloof in Van Eeden sloeg om in ongeloof toen hun contact zich begon te verdiepen. Aan zijn waardering voor de mens Van Eeden begon de twijfel uiteindelijk te knagen (Herinneringen, p. 150):

Toen kwam Van Eeden af en toe bij me logeren. Toen kreeg ik al een beetje een onprettig gevoel over deze man, omdat hij, ja, hij kwam bijvoorbeeld altijd lezingen houden over zeer verheven onderwerpen zoals geheelonthouding (…) en beter leven en ethische zaken. Maar intussen ging hij, voordat hij die lezing hield, met mij in de stad ongelooflijk zwaar en goed dineren, was daarbij geen vegetariër, dronk een halve fles wijn op, matig hoor, maar toch wel graag. En dat klopte niet, en als ik dan heel schuchter iets zei, niet ironisch of zo, maar uit de volheid van mijn bewondering, dan zei hij: ‘Ja, dat doe ik om mijn wil te stalen. Ik moet het kennen om de verleiding te weerstaan.’

Dat was in 1917. Twee jaar later, na de dood van Dèr Mouw, raakten ze verwikkeld in een hevig conflict. Dat speelde om de postume uitgave van Brahman I van Adwaita / Dèr Mouw. Van Eeden wilde de bundel van een voorwoord van zijn hand voorzien, Van Vriesland torpedeerde dat plan, indachtig de wens van Dèr Mouw: de bundel moest zonder enige denkbare steun zijn weg naar de lezers vinden. De auteursrechten waren op 21 september 1919 in handen van Van Vriesland gekomen. Dat gaf al wrijving. Daarnaast werd vastgelegd dat Van Eeden niet voor het verschijnen van de bundel over de inhoud in De Groene zou schrijven. Op 18 juli 1919 herinnerde Vic hier Van Eeden op niet echt subtiele wijze in een brief aan.

Dat schoot bij Van Eeden in het verkeerde keelgat, hij schreef onmiddellijk een pinnige brief terug, maar hij bleek dan ook in het nauw gedreven: nog voor de publicatie van Brahman I verscheen in De Groene al een herden­kings­artikel waarin één vers uit de bundel was afgedrukt. En dan ook nog met zet- dan wel kopieerfouten. Vic sommeerde Van Eeden schriftelijk hiermee te stoppen, stuurde ook nog een telegram naar de redactie van De Groene en volgens Van Vriesland volgde er toen nog ‘een oneindig giftige brief’ van Van Eeden aan hem. Maar Van Eeden zweeg wel enkele maanden in De Groene over Dèr Mouw. ‘Tussen hem en Vic kwam het nooit meer goed.’ (p. 188–191).

Terwijl de heren jarenlang een goed contact hadden (p. 157):

In een poging zich maatschappelijk te positioneren (…) ging Vic op zoek naar een baantje, een net baantje, waarmee hij voor de dag kon komen. Op aanraden van Van Eeden of van De Haan solliciteerde hij naar de functie van secretaris bij de Nederlandse Signifische Kring. (…) Vic werd afgewezen. Rouwig was hij er niet om. Het leven van bohemien met een goed gevulde portemonnee beviel hem goed.

Roel Jonker

Loading